PIAS Handleiding
2024
Programma voor de Integrale Aanpak van het Scheepsontwerp
|
De vormtransformatiefunctionaliteit is overigens ook beschikaar in de GUI, zie daarvoor Shift Frames (Lackenby) en de daarop volgende paragrafen. Als de vormtransformatieoptie alhier, vanuit het Fairway hoofdmenu dus, gekozen is komt men in het menu daarvan, wat slechts drie opties kent:
Hierin kunnen de volgende parameters zijn opgenomen:
Overigens worden niet altijd alle parameters getoond. Het kunnen er ook minder zijn, dat hangt af van het gekozen transformatietype. Als bv. transformatietype lineaire verschaling is gekozen dan worden de vormcoëfficiënten achterwege gelaten omdat die bij dat type niet wijzigbaar zijn. Dit menu bevat twee kolommen. De eerste kolom geeft de gewenste waarde van de transformatieparameters, die u dus zelf kunt opgeven. De tweede kolom geeft de actuele waardes van het solid dat getransformeerd gaat worden — het enkelvoudig geselecteerde solid. Verder zijn hier de volgende commando's beschikbaar:
Deze ‘omhullende lijnen’ worden aangehouden als grens bij de vormtransformatie volgens het type ‘opblazen/inkrimpen’, zoals besproken in Spanten opblazen/inkrimpen. Deze hoeven voor andere transformatietypes dus niet opgegeven te worden. Door het opgeven van deze lijnen voorkomt u dat spanten bij de transformatie hierbuiten komen te liggen. U kunt maximaal tien punten opnemen in de omhullende, zodat er voldoende ruimte is om knikken, vlaktilling en dergelijke goed weer te geven.
De volgende transformatietypes zijn beschikbaar:
Alle breedte-, hoogte- of lengtecoördinaten worden met een constante factor vermenigvuldigd. De te wijzigen parameters zijn \(L_{LL}\), \(B_m\) en \(T\), de coëfficiënten wijzigen niet
Deze transformatie is ook bechikbaar als [Scale Objects], welke het voordeel heeft van undo en redo, en ook op draadmodellen werkt.
Het principe van het transformatietype van Lackenby is dat de spanten in lengterichting worden verschoven, waarbij het spantoppervlak en de spantvorm onaangetast blijven. Dit zodanig dat de gewenste parameterwaarden worden bereikt. In Fairway is dit principe uitgebreid met een eventuele verschaling van de spanten, zodat ook een verandering in breedte en diepgang ondersteund is. Bij dit transformatietype worden alle punten van de romp aangepast, in tegenstelling tot de methode [Spanten opblazen/inkrimpen].
Deze transformatie is ook beschikbaar vanuit de GUI, met het voordeel van een grafische terugkoppeling en de beschikking over undo/redo, zie Shift Frames (Lackenby).
Met toepassing van dit transformatietype worden de gewenste waarden van de parameters bereikt door het ‘opblazen of inkrimpen’ van de spanten. De punten van de spanten worden hiertoe loodrecht op de spantvorm naar buiten respectievelijk naar binnen verplaatst. Dit gebeurt zodanig dat de oorspronkelijke spantvorm zoveel mogelijk behouden blijft, waarbij de uiterste scheepsgrenzen niet overschreden worden (dat zijn de grenslijnen zoals opgegeven in Opgeven omhullende lijnen grootspant. Met dit transformatietype zijn alle transformatieparameters te wijzigen (alleen met dit type kan ook de grootspantcoëfficiënt \((C_m)\) gewijzigd worden). Bij toepassing van dit transformatietype worden uitsluitend punten op de spanten verplaatst. Alle andere punten in het netwerk, zoals die welke alleen op waterlijnen liggen, blijven onveranderd.
Deze transformatie is ook beschikbaar vanuit de GUI, met het voordeel van een grafische terugkoppeling en de beschikking over undo/redo, zie Inflate/Deflate Frames.
Dit is trouwens ook het transformatietype wat wordt gebruikt in de vormvariatiemodule voor non-Fairway rompvormen in PIAS, Hulltran.
Indien u dit transformatietype selecteert kunt u in de eerste regel de nieuwe gewenste loodlijnlengte opgeven. Op de tweede regel geeft u de positie van de achterzijde van het middenschip op. Het extra stuk middenschip (in hetgeval van verlenging) begint op dit punt en heeft over de hele lengte een constante doorsnede, die gelijk is aan de doorsnede ter plaatse van dit punt.
Deze transformatie is ook beschikbaar vanuit de GUI, met het voordeel van een grafische terugkoppeling en de beschikking over undo/redo, zie Increase/Decrease Parallel Section.
Dit transformatietype ‘verschuift’ het hele schip. Hierdoor kunt u op eenvoudige wijze bijvoorbeeld de basis verplaatsen, de achterloodlijn verleggen etc. Er verschijnen een aantal nieuwe invoervelden waarin u de verschuiving in langs-, dwars-, en/of hoogterichting kunt opgeven.
Deze transformatie is ook bechikbaar als [Move Objects], welke het voordeel heeft van undo en redo, en ook op draadmodellen werkt.
Hiermee worden punten van de romp verplaatst loodrecht op de huid, op een door de gebruiker op te geven positieve (naar buiten) of negatieve (naar binnen) maat. De normaalrichting kan alleen bepaald worden op het kruispunt van twee lijnen, zodoende is het voor deze optie nodig dat ‘interne punten’ afwezig zijn, die worden dan ook automatisch verwijderd. Bedacht moet worden dat t.p.v. knikken de normaal-richting principieel ongedefinieerd is; er is voor gekozen dat het programma daar het gemiddelde van de normalen rondom die knik neemt. Het is onvermijdelijk dat bij knikken dan ook slingeringen kunnen ontstaan, met name bij een verplaatsing naar binnen toe.
Bij een ‘echte’ transformatie (dus niet een simpele verschaling of zo) kan men zich afvragen welke methode te gebruiken, de ‘opblazen/inkrimpen’ of de verschuivingsmethode van Lackenby. Dat moet men natuurlijk zelf bepalen, i.h.a. kunnen de volgende kenmerken worden genoemd:
Dit alles overziend heeft voor de wat grotere transformaties Lackenby de voorkeur boven ‘Opblazen/inkrimpen’, behalve als men de grootspantcoëfficiënt wil wijzigen. De grens van maximale verandering van de parameters, waarbij de transformatie nog een fatsoenlijke scheepsvorm oplevert, is niet eenduidig aan te geven. Dit is sterk afhankelijk van de scheepsvorm. Zo zal bijvoorbeeld bij een slank schip deze grens voor de blokcoëfficiënt lager liggen dan bij een heel vol schip. Het slanke schip heeft nog veel ruimte in het middenschip en in het bijzonder de einden en kan dus ‘gelijkmatig’ transformeren, terwijl er bij het volle schip maar weinig ruimte is voor de scheepsvorm om te groeien. Bij te grote verandering lukt de transformatie dan niet of worden de einden buiten proportie `opgeblazen'. Zodoende zijn er geen harde transformatiegrenzen te geven, in de praktijk is wel gebleken dat de volgende grenzen een goede richtlijn zijn:
Het heeft geen zin heeft om meerdere malen een transformatie uit te voeren om zo binnen de grenzen te blijven. Twee maal een transformatie uitvoeren, waarbij de blokcoëfficiënt elke keer met 0.05 wordt vergroot is hetzelfde als één maal een transformatie uitvoeren waarbij de blokcoëfficiënt met 0.10 wordt vergroot. Deze beperkingen zitten overigens niet in het computerprogramma als zodanig, maar in de combinatie van transformatiemethode en scheepsvorm.
Als er een verzameling van moedervormen beschikbaar is dan kan met de vormtransformatie-methode voor een nieuw ontwerp in een paar minuten een rompvorm beschikbaar zijn. Om deze ontwerpmethode te stimuleren zijn ongeveer twintig moedervormen beschikbaar. Deze vormen, die in meerderheid aan de TU-Delft zijn vervaardigd, zijn bestemd voor algemeen gebruik en beschikbaar via http://www.sarc.nl/fairway/parenthulls.
De rompvormtransformatiemethodes van de opties [Transformatieparametermenu] zijn geënt op de scheepsbouwkundige traditie en hebben een specifieke scheepsontwerpachtergrond. Onder de huidige optie [Algemene rotatie en verschaling] zijn de algemene objecttransformatieopties verzameld. De opties hier zijn simpel, en volledig alfanumeriek. Aan gelijksoortige functionaliteit in de GUI wordt gewerkt. Voor de transformaties hier geldt het volgende:
Deze mogelijkheid is erg simpel, voor elk van de drie richtingen lengte, breedte en hoogte van een factor worden opgegeven waarmee de coordinaten vermenigvuldigd worden. Er is in principe geen verschil tussen deze optie, en de voorgaande [Lineaire verschaling], zij het dat de laatste meer scheepsbouwkundig georienteerd is, omdat daar streefmaten voor loodlijnlengte, gemalde breedte en diepgang worden opgegeven, terwijl het bij de onderhavige optie vermenigvuldingsfactoren betreft (die bij iedere keer dat de transformatie wordt uitgevoerd toegepast worden).
Deze transformatie is ook bechikbaar als [Scale Objects], welke het voordeel heeft van undo en redo, en ook op draadmodellen werkt.
Hier kan men opgeven:
Deze transformatie is ook bechikbaar als [Rotate Objects], welke het voordeel heeft van undo en redo, en ook op draadmodellen werkt.