PIAS Handleiding
2024
Programma voor de Integrale Aanpak van het Scheepsontwerp
|
De stabiliteitsberekeningen voor open hopperschepen kunnen volgens zes voorschriften worden uitgevoerd:
De RINA rules 2012 bevatten een sectie “Part E Service Notations, Ch. 13, Ships for dredging activity” waarin de RINA voorschriften voor hopper stabiliteit beschreven zijn. Die kunnen met PIAS als volgt worden gehanteerd:
De open hoppers en hun inhoud worden op een voorgeprogrammeerde manier apart behandeld, afhankelijk van de instellingen en de gekozen berekeningsmethode. De eerste kwestie is het vastleggen van de vorm en plaats van die hopper(s). Dat kan eenvoudigweg door in de module Layout de hopper(s) te modelleren als een gewoon compartiment. Die compartimenten moeten dan wel worden gemarkeerd als zijnde een open hopper, wat gedaan kan worden met de instelling zoals besproken in Compartiment is een hopper die afschenkt.
Vervolgens is de vraag hoe zo'n hopper in Loading gevuld en gebruikt kan worden. Dat is ook simpel, want omdat de hopper in essentie gewoon een tank is staat deze in de gewichtspostenlijsten gewoon tussen de andere tanks en compartimenten (of kan daar worden toegevoegd op de volgende wijze, zie Inlezen tanks als gewichtspost). Een hopper beslaat in de gewichtspostenlijst twee regels, de ene met z'n lading en de andere met het (nog niet afgeschonken) water op de lading. Die twee regels zijn onherroepelijk gekoppeld, wat impliceert dat als er één regel wordt weggegooid de andere ook verdwijnt.
Een hopper kan afschenken en instromen door of over bijzondere punten. Deze worden opgegeven in Layout, waar ook andere bijzondere punten van een compartiment kunnen worden opgegeven, zoals openingen of een druksensor, zie Speciale punten / openingen. Ten behoeve van de hopperstabiliteitsberekening bestaan er drie types van zulke punten:
De (lek-)stabiliteitsberekeningen met open hopper berusten op een aantal beladingsparameters die kunnen worden opgegeven met de [hoPper] functie in het overzicht van beladingstoestanden in Loading, zoals besproken in Beladingstoestanden. Deze worden hieronder besproken.
In de eerste plaats kan hier één van de berekeningsmethodes, die aan het begin van dit hoofdstuk geïntroduceerd zijn, gekozen worden, Daarnaast kan worden ingesteld hoe de hopperlading vertrimt. De mogelijke instellingen hier zijn:
Met deze functie opent er een popupvenster, waarin de soortelijke gewichten (s.g., in ton/m3) van de lading wordt opgegeven waarvoor de stabiliteitsberekeningen gemaakt zullen worden. Een bijzondere vorm van ‘soortelijk gewicht’ is niet een getal, maar het concept ‘ontwerp soortelijk gewicht’, wat z'n oorsprong vindt in de dr-67/dr-68 voorschriften, en wat dat s.g. is waarbij het schip precies op haar baggerdiepgang ligt. Zo'n ‘ontwerp s.g.’ kan worden opgegeven in de popupbox die verschijnt als men t.b.v. het s.g.-getal een toets indrukt die geen getal kan voorstellen (zoals <Spatie>), zie de screendump hieronder.
De baggerdiepgang wordt opgegeven bij de hoofdafmetingen van het schip, zie Hoofdafmetingen en toeslagen huid en aanhangsels. De baggerdiepgang kan afwijken van de gewone zomerdiepgang volgens de Load Lines Convention omdat de voorschriften voor baggerschepen een gereduceerd vrijboord kunnen toestaan.
Als alles wat tot nu toe besproken is is ingevoerd (incl. de baggerdiepgang, zoals in de vorige paragraaf toegelicht), dan heeft het programma genoeg informatie om hopperbeladingstoestanden te genereren. Daarmee wordt voor elk geselecteerd soortelijk gewicht (zoals besproken in de vorige paragraaf) en elke (in de overzichtslijst van beladingstoestanden) voor intacte stabiliteit geselecteerde beladingstoestand een nieuwe toestand gegenereerd met de hopper gevuld. En indien van toepassing, met de verhouding water/lading van de hopper zodanig bepaald dat het schip op haar baggerdiepgang ligt.
Als bij 'Berekeningsmethode' voor 'Effect trim schip op hopperlading' is gekozen voor 'Volgens voorschriften', dan wordt de regel gehanteerd zoals die is beschreven bij dr-67/dr-68 voor lekstabiliteit. Dit betekent dat voor lichtere soortelijk gewichten de trim van de hopperlading gelijk is aan die van het schip, voor zwaardere soortelijk gewichten de hopperlading niet vertrimt en voor soortelijk gewichten die daar tussenin liggen de trim van de hopperlading achterblijft aan die van het schip. Voor deze laatste soortelijk gewichten betekent dat de beladingstoestand niet is geoptimaliseerd voor vloeibare lading of voor vaste lading, maar voor iets daar tussenin. Dit kan er voor zorgen dat de beladingstoestand bij 1 van deze berekeningen (en soms voor beide) net over de maximale diepgang gaat. Er bestaat dan geen vulling van de hopper(s) waarbij het schip in beide situaties precies op de baggerdiepgang ligt. Dit kan men soms voorkomen door voor het het vullen bij 'Berekeningsmethode' te kiezen voor 'Hopperlading volgt actuele trim'. Voor de berekening met vloeibare lading ligt het schip dan op de baggerdiepgang.
Hiermee kan met één commando een heleboel toestanden gegenereerd worden; stel dat er acht bestaande beladingstoestanden geselecteerd zijn, en negen soortelijk gewichten, dan worden er 72 hopperbeladingstoestanden gegenereerd. Als een volgende keer weer hoppertoestanden worden gegenereerd dan wordt de vraag gesteld of de eerder gegenereerde weggegooid moeten worden. Dat kunt u al dan niet doen, dat is aan de gebruiker. Voor verdere flexibiliteit is in het overzichtsmenu van beladingstoestanden rechts van de naam de kolom ‘auto-verwijder’ opgenomen, die met ‘ja’ gevuld is als dat een gegenereerde hoppertoestand is. Als u ja antwoordt op de hiervoor aangehaalde vraag dan zijn het die toestanden die worden weggegooid. Als u sommige toestanden toch zou willen bewaren dan kunt u die in die kolom met ‘nee’ markeren zodat ze niet automatisch worden verwijderd bij hergeneratie.
Van elke individuele beladingstoestand kunnen ook beladingsparameters worden opgegeven, dat gebeurt met de functie [hoPper] in de menubalk bovenin de lijst van gewichtsposten van die beladingstoestand.
Met deze functie kan worden uitgevoerd op een individuele beladingstoestand wat met de optie uit Genereer beladingstoestanden voor een hele serie gedaan kan worden: het vullen van lading en water in de hopper(s) op zo'n manier dat het schip precies op haar baggerdiepgang ligt.
Sommige schepen hebben in hoogte verstelbare overvloeien, daarvan kunnen de laagste en hoogste stand worden gedefinieerd, zoals besproken in Opgeven van aanvullende hoppereigenschappen. Vaak zal een bepaalde feitelijke stand van de overvloei automatisch bepaald worden, bv. met de functie uit de vorige alinea. Als men echter handmatig de hoogtestand wil opgegeven dan kan dat met deze functie.
Het handmatig vullen van een hopper is zo eenvoudig dat daargeen bijzondere functie voor nodig is. In de lijst van gewichtsposten van een beladingstoestand heeft elke hopper twee regels, één voor de lading, en één voor het water op de lading. Daar kan men elk gewenst gewicht invullen, precies als dat voor een gewone tank het geval is. men moet zich wel realiseren dat bij de uiteindelijke berekening dat gewicht aangepast zou kunnen worden, bv. als water t.g.v. trim wegvloeit door een overvloei.
Deze berekeningen worden gewoon opgestart als conventionele stabiliteits- en sterkteberekeningen. Alle extra opties die bij de gewone berekeningen beschikbaar zijn (zoals het tekenen van tankvullingsplaatjes, of het toetsen van de GZ-curve aan stabiliteitseisen) zijn ook bij beladingstoestanden met hopper bruikbaar. Specifieke bijzonderheden van de hoppertoestanden zijn:
Hoewel geen van de ondersteunde voorschriften deterministische lekstabiliteitsberekeningen bevatten, zijn deze berekeningen toch opgenomen in PIAS. En wel om in staat te zijn één enkel schadegeval te berekenen (en in detail te bestuderen) uit een reeks van gevallen uit de probabilistische lekstabiliteit, die wel vereist is, nl. voor dr-67 & dr-68. Het starten van een deterministische lekstabiliteitsberekening is eenvoudig, dat werkt precies zo als bij gewone lekgevallen, zoals besproken in Deterministische lekstabiliteit. Het gedrag van het ladingoppervlak onder helling is voorgeprogrammeerd, en wel volgens de methode van dr-67 & dr-68, want dat zijn de enige voorschriften waar lekstabiliteit sowieso van toepassing is. De instelling van de berekeningsmethode, zoals besproken in Berekeningsmethode heeft hier dus geen effect.
De probabilistische lekstabiliteit voor hopperschepen met gereduceerd vrijboord wordt berekend volgens de voorschriften van de ‘Agreement for the construction and operation of dredgers assigned reduced freeboards’, beter bekend als richtlijn dr-68.
De volgende regels dienen in acht te worden genomen :
Bij de onderhavige optie kan men de kenmerken van de probabilistische hopperlekstabiliteitsberekening opgeven, in een invulscherm als hieronder:
Opmerking bij de berekening: Als het hoppercompartiment beschadigd raakt dan wordt de lading geacht niet uit de hopper weg te stromen.
Om deze berekening uit te voeren, zijn er binnen PIAS de volgende mogelijkheden:
Tot oktober 2018 waren deze hopperberekeningen beschikbaar in een aparte module met het naam Hopstab. Gegevens van die module (zoals locaties van afschenkpunten of overvloeien) kunnen niet worden omgezet naar het nieuwe programmaimplementatie. De hoeveelheid gegevens is zo beperkt dat het produceren van een conversiefaciliteit de moeite niet loont. Echter, als hulpmiddel bij het verzamelen van eerder gebruikte gegevens zal een afgeslankte versie van Hopstab nog geruime tijd beschikbaar zijn. Deze versie heeft alle rekenfuncties verloren, maar de invoermenu's, waar de oorspronkelijke invoergegevens gevonden kunnen worden, zijn nog aanwezig. Deze versie zou zelfs niet meer opgenomen kunnen zijn in het PIAS menu, maar kan nog steeds afzonderlijk gevonden worden, als Hopstab.exe
tussen alle andere modules in de PIAS programmamap.